Woensdagmiddag, 17.50. Het eten zit in de pan, jongste zoon is net terug van voetbaltraining. Een collega van VluchtelingenWerk belt. Op het avond-spreekuur is een jongedame gekomen met een koffer en een grote plastic shopper.
Op kantoor vertelt J. met zachte stem en in perfect Frans dat ze een paar dagen geleden uit het AZC van onze buurgemeente is gezet. Afgelopen nacht sliep ze op het busstation van Wageningen. Daar gaat ze vanavond weer naartoe, zegt ze, want ze heeft geen alternatief.
Gelukkig hebben we 1 kamer vrij in een van onze opvanghuizen, niet ver van kantoor. We brengen J. hiernaar toe en bellen aan. Een van de bewoners doet open. “Bien venue”.
We leggen de bewoners uit dat J. vannacht hier komt slapen, misschien wat langer, we kijken even. Ze knikken, stellen geen vragen, want ze weten als geen ander in welke situaties een mens terecht kan komen.
We laten haar het huis zien en haar slaapkamer. Een bewoner trekt al lakens en een deken uit de gezamenlijke kast, en begint haar bed op te maken. Ze kijkt het aan, haar jas nog aan, verlegen, onzeker.
Dan komt de andere bewoner binnen met een kop thee en een dampend bord vol spaghetti bolognese. Voor het eerst verschijnt er een glimlach en lijkt ze te ontspannen. Ze trekt haar jas uit.
We wisselen telefoonnummers uit en geven haar de voordeur sleutel. Morgen op kantoor praten we verder, om te kijken wat we kunnen doen. Maar voor nu – warm worden, eten en slapen.
—
Donderdagochtend.
J. heeft net haar verhaal verteld, waarom ze naar NL is gekomen. En hoe. Ze vertelde het zachtjes, soms bijna onhoorbaar. Tranen in haar ogen. Als ze stopt met praten, hebben we het gevoel dat ze nog maar de helft verteld heeft. Maar het is meer dan genoeg. Type in google: Goma, Congo, vrouwen. En de eerste hits geven je een behoorlijk beeld.
J. is slachtoffer van mensenhandel en heeft een Dublin-claim voor een ander Europees land. Ze is op het visum van dat land in Europa aangekomen, en daarom heeft dit land de verantwoordelijkheid om haar asielaanvraag over te nemen van NL. Maar ze durft niet te gaan. De mensenhandelaar heeft genoeg gezegd en gedaan om haar geen stap over de grens te doen durven zetten. De vraag is ook of ze er veilig zal zijn.
J. heeft geen recht op asielopvang in NL omdat ze van de regering naar het Dublin-land moet gaan. Ook valt J. niet onder de ’toetsingscriteria’ van de gemeente die gelden om iemand te ondersteunen. Na even zoeken hebben we nu gelukkig een collega-organisatie gevonden waar ze terecht kan, en die haar kan helpen juist met deze specifieke achtergrond.